Afbeelding
Foto: c) creativecommonsstockphotos | Dreamstime.com

Meug

‘Ieder zijn meug zei Jetje, en ze speldde haar muts aan haar oren vast’. Wij roepen dit regelmatig in huis wanneer iemand iets wil of leuk vindt waar we zelf weinig mee hebben. Laatst riep iemand het weer en toen gingen we nadenken over dat ‘meug’. Want dit woord hoor je alleen nog maar in uitdrukkingen zoals ‘tegen heug en meug’ iets doen. Ik ben het gaan uitzoeken.

Heug betekent ‘zin, lust’ en heeft te maken met het werkwoord verheugen. Meug betekent zoiets als ‘trek, smaak’ en is afgeleid van mogen in de zin van ‘waarderen, appreciëren’. Meug kun je op wel zes manier opvatten: 1) Begeerte 2) Datgene wat men lust 3) Lust 4) Smaak 5) Trek 6) Zin.
Tegen heug en meug betekent dus letterlijk ‘in strijd met wat je vrolijk maakt en met wat je aangenaam vindt’. Oorspronkelijk stond in dit klankrijm heug voor het geestelijke en meug voor het lichamelijke. Van iets wat je tegen heug en meug deed, had je dus zowel in geestelijk als in lichamelijk opzicht bezwaren.
Meug is al een heel oud woord: In de betekenis van ‘trek’ werd het voor het eerst aangetroffen in een tekst uit 1421.
Toen ik aan het zoeken was, kwam ik ook deze variant van ‘ieder zijn meug’ nog tegen: ‘Elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen.” (Boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen, stond er nog achter). Ik hoop dat ik nu geen 650 trekkers voor de deur krijg… Ik citeer alleen wat ik op websites vind hè mensen. Meug komt dus van mogen, maar in het Limburgs heeft meug nog een betekenis: moe, vermoeid. ‘Ich bin zo meug’: Ik hoor het mijn Limburgse schoonfamilie zo zeggen. Ik word gelukkig nog lang niet ‘meug’ van deze columns schrijven, jullie hopelijk ook niet!

Manon Kummer